Veldbonen zijn een vlinderbloemig gewas dat een samenwerking in de bodem met rhizobium-bacteriën om stikstof uit de lucht te binden en om te zetten in eiwitten. Het gewas heeft daarbij dus voordeel van de bacteriën. Maar tijdens de bloei heeft de veldboon ook voordeel bij een goede bestuiving door insecten.
Voor de vorming van de uiteindelijke peul met bonen is bestuiving noodzakelijk. Dat kan deels door zelfbestuiving, maar zonder insecten die meehelpen te bestuiven blijft de opbrengst achter. Hommels zijn voor de bestuiving van veldbonen belangrijkst, vanwege hun bouw nemen zij veel pollen mee op hun lijf. Hommel-soorten met een specifieke lange tong zijn daarbij het meest effectief. Bijen zijn minder effectief, bijen stelen nectar uit de bloem met minimale bestuiving, maar beter is enige bestuiving dan geen bestuiving.
De meeropbrengst door bestuiving is per ras verschillend. Doorgaans is het verschil tussen geen bestuiving en wel bestuiving tussen 17-30 %. Onder stres omstandigheden door bijvoorbeeld hitte zijn de opbrengst verschillen nog groter. Het effect van een goede bestuiving is niet alleen een verhoogde en stabielere opbrengst. Door een betere (vroegere) aanzet van de peulen wordt het gewas minder lang en rijpt het gewas eerder af.
Bestuiving door wilde bijen en hommels kan worden gestimuleerd door ‘bloeiende’ akkerranden. Hierdoor is er ook op andere momenten aanbod van nectar en gelegenheid voor nestbouw. De verscheidenheid aan bestuivers groeit dan ook. Langdurig buitenlands onderzoek geeft aan dat langs akkerranden een hogere bonenopbrengst (+ 25-30%) wordt gerealiseerd dan zonder akkerranden.
In Nederland vindt momenteel onderzoek plaats met het plaatsen van kasten met hommels bij percelen met veldbonen. Het onderzoek daarvan is nog niet afgerond.
Omdat bestuiving voor een goede opbrengst belangrijk is, is zeer terughoudendheid met insecticiden vlak voor de beginbloei of tijdens de bloei op zijn plaats.